Het kampioenentijdperk (1950-1960)

In 1950 werd er een verloting opgezet om een kleedlokaal te kunnen bouwen zodat men zich, voor die tijd, comfortabel kon omkleden en voorbereiden op de wedstrijd. Tijdens de bouw werd zowat nog een prominent lid (Leen Hardeman) verpletterd door een plaat beton. Gelukkig voor hem en ook voor de rest van de vereniging overleefde hij dit voorval. Ook werd er een juniorenelftal opgericht. Dit ondanks het feit dat men al sinds 1948 een jeugdtrainer (belangeloos) in dienst had.

Jeugdelftal G.V.V.V. in shirts GSV

 In 1949-1950 draaide men wederom bovenin mee en was men zelfs een serieuze kandidaat voor de eerste plaats. De betaling van de contributie viel wat tegen en in december 1950 moest men deze zelfs twee maal innen, omdat men een maand achter was. besloten werd tevens de contributie per 01.01.1951 met 10 cent te verhogen!

Ook in het volgende seizoen draaide men bovenin zonder overigens kampioen te worden en in 1951 bleek er wel geld aanwezig te zijn voor een terreinknecht, n.l. Hans van Rotterdam.

Tevens werd er ook toen een jubileumcommissie ingesteld om een feestavond te organiseren voor het eerste lustrum. Dit lustrum werd overigens op 8 december in “De Samenwerking” gehouden, de lokaliteit die later als “De Ouwe Grens”het officieuze clublokaal van G.V.V.V. zou worden. Pas in 1952 werden er echte trainers aangesteld en wel Jan Prins voor veldtraining en Evert van Asselt voor de zaaltraining.

In 1953 was het bouwen van een kleedlokaal in volle gang, terwijl de jeugd met een junioren- en een aspirantenelftal de competitie inging.

Het eerste kleedlokaal

 Uit een interview met Drikus de Kruiff

“Als bestuurslid moest je in die tijd alles zelf doen, zoals met een handmaaier het gras maaien. Later kregen we de beschikking over een motormaaier van de gemeente. Wanneer er iets gedaan moest worden en men vroeg dat aan sommige leden dan was het antwoord vaak: “Daar is het bestuur toch voor?”. Eerst was er een heg langs het veld en toen het veld breder moest worden, ging deze weg en kwamen er ijzeren paaltjes. Nog later kwamen er palen met draad waaraan de jutezakken werden bevestigd die ongenode gasten het kijken moest beletten.” De Kruiff: “Toen de ijzeren paaltjes werden geplaatst hield Geurt Leppers die vast en terwijl Jan Hertog vanaf een vrachtwagen met een moker probeerde deze in de grond te rammen, schampte hij een paal en raakte Geurt. Geheel ‘groggy’ ging Geurt tegen de vlakte.

Leen Hardeman was ook eens een keer alleen bezig met het bouwen van een toilet. Die werd gemaakt van betonnen platen, waarschijnlijk is er toen een op Leen gevallen want hij heeft toen een hele tijd alleen bewusteloos op het veld gelegen.”

Opmars

Voordat de opmars begon was het wat kwakkelen geblazen. In 1954 is nog voorgesteld om een fusie aan te gaan met de vv NVV (toen eersteklasser) omdat deze zouden stoppen en G.V.V.V. zodoende alsnog in de eerste klasse UPVB zou kunnen uitkomen! Dit voorstel werd met algemene stemmen afgewezen omdat de leden er vast van overtuigd waren dat het eerste toch kampioen zou worden. Een teken dat men volledig achter zijn eigen team stond.

Overigens was er toen al sprake van vandalisme want ene J. Hardeman stelde toen voor de scheidsrechters de schoenen van de spelers te laten controleren i.v.m. het beschadigen van de ballen!

In het seizoen 1954-1955 werd G.V.V.V. inderdaad opnieuw kampioen en promoveerde als zodanig naar de 1ste klasse van de UPVB. De voorzitter (Jaap van Beek) speelde toen overigens ook in het eerste elftal. Hij ging toen verhuizen, trad af als voorzitter, maar speelde toch alle wedstrijden van het eerste elftal mee. Zijn opvolger werd Jan Prins terwijl zijn voorganger Matthijs Budding was, die Marinus Heikamp in 1950 had afgelost. Drikus de Kruiff was als bestuurslid (én lid elftalcommissie) “still going strong”.

Kampioenswedstrijd

De kampioenswedstrijd ging tegen Montfoort en een anekdote van die wedstrijd, die menig G.V.V.V.-er zich met een grijns herinnert, mag hier niet ontbreken.

Uit een interview met Jan van de Bovenkamp, in 1963

“De laatste 2 punten die nodig waren voor het behalen van het kampioenschap moest G.V.V.V. in Montfoort zien te behalen. Het regende toen we gingen, de hele dag al. Dat het modderig was, à la, dat lag hoofdzakelijk aan het weer, maar of er een paar weken koeien op het veld geraasd hadden of dat er net gegierd was. . . ! maar het veld zàt eronder…

We wonnen met 2-0, waren dus kampioen en het kon ons niet schelen hoe we eruit zagen. Dat werd wel pijnlijk toen bleek dat er geen gelegenheid was om ons te wassen! Goede raad was duur, maar niet voor Jacob van de Pavert (keeper), die had er al gauw iets op gevonden. Die ging gewoon buiten staan in de regen, in zijn ondergoed, om zo af te spoelen. Maar onder het zingen van zijn lijflied: “En we vieren feest tot morgen vroeg…”, gleed hij plotseling onderuit en viel… languit in de modder en de koeienresten!”

Doelpuntenmakers in dat duel waren Jan (Kool) van Hardeveld en Jan van de Bovenkamp.

Aflossing van de wacht

In 1956 werd Jan Prins op zijn beurt weer afgelost door Rens Schotvanger. Dit was niet zo gek want Jan Prins had tijdelijk een dubbele functie (was ook penningmeester) en bleef daarna gewoon als bestuurslid aan. Het seizoen werd als derde (niet slecht als debutant) afgesloten terwijl een eerste prijs in het bekertoernooi werd behaald. Overigens was de aanstelling van Rens Schotvanger een noodoplossing, omdat hij ook secretaris was, lid van de elftalcommissie en consul!

Een noodoplossing die overigens 2,5 jaar zou voortduren totdat hij in juli 1958 door Wim van de Pol werd opgevolgd. Jan Prins legde in december 1956 helaas het bijltje erbij neer. Maar ja, daar was nog altijd Drikus de Kruiff en deze nam het penningmeesterschap op zich. Het bestuur werd tevens flink uitgebreid.

Uit een interview met Drikus de Kruiff

“In die tijd had G.V.V.V. het niet zo breed en toen we overgingen op het schrijven van wedstrijdkaartjes hadden we amper geld voor postzegels. Tijdens de wekelijkse bestuursvergadering, waarin gelijk de elftallen werden samengesteld (vaak was men bestuurslid én lid van de elftalcommissie), werden dan ook de wedstrijdkaartjes geschreven. De bestuursleden die in de buurt van bepaalde spelers woonden brachten de kaartjes zelf weg. Eén van die bestuursleden (we noemen geen namen) zei dan, wanneer er kaartjes over waren, “de rest neem ik wel mee, die zie ik nog wel!”. Op zaterdagmorgen kwam het voor dat er bepaalde spelers niet op kwamen dagen. Wanneer dan dat bepaalde bestuurslid op het veld kwam, vroegen de anderen “heb jij de kaartjes nog afgegeven?”, “nee”, antwoordde hij dan “ik heb ze nog in m’n zak!”

G.V.V.V. 10 jaar

“In het achterzaaltje van hotel ‘La Campagne’ werd het 10-jarig bestaan en het kampioenschap van het eerste en tweede elftal gevierd. Van de Veenendaalse voetbalverenigingen Merino’s en Matjan ontving G.V.V.V. beiden een nieuwe leren voetbal, die een behoorlijk kapitaal vertegenwoordigden, terwijl de voetbalvereniging Posthoorn uit Amersfoort een fraaie beker ten geschenke gaf. De beide Veenendaalse KNVB clubs Veenendaal en DOVO zegden de nieuwe telg in de KNVB alle gewenste hulp toe. De gemeentebesturen van Ede en Veenendaal waren verhinderd om ter receptie te komen, doch hadden hun gelukwensen schriftelijk gestuurd.” Zo konden we lezen in de Veenendaalsche Krant onder de kop ‘G.V.V.V. recipieerde’.

 Opmars

En toen kwam het seizoen 1957-1958. Het begin van een glorieuze serie met een gloednieuw en piepjong elftal. Trainer was inmiddels al een jaar Cees Heikamp (speelde zelf als sterke spits bij aanvankelijk Veenendaal en later Ede), gehaald door Drikus de Kruiff en elftalleider Geurt Leppers. Zij kenden hem van de Panter en zijn succes bij o.a. Kulan was niet onopgemerkt gebleven. Daarnaast was Cees niet duur, dus dat kwam G.V.V.V. ook weer goed uit. Met hem begon voor G.V.V.V. de victorie. Hij behaalde drie kampioenschappen op rij en bracht G.V.V.V. van de 1ste klasse UPVB naar de tweede klasse KNVB, in die tijd de hoogst haalbare klasse in het zaterdagamateurvoetbal.

Enkele namen uit de selectie van die tijd zijn: Jan van de Bovenkamp, Elzo Scholts, Jacob van de Pavert en Dick van Manen. Zij waren amper 16 jaar en werden gesteund door routiniers als Jan van Hardeveld, Hennie van Essen, Anton Diepeveen, Arris van de Haar, Wim Budding, Gerard van de Bovenkamp en Jan Beukhof. Trouwens wat heet ‘routinier’ in sommige gevallen. De oudste was amper 25 jaar.

Kampioenselftal 1958 met spelers, begeleiders en bestuur. Staand v.l.n.r. Hendrikus de Kruiff, Jan Prins, Jan Ditewig, Jan van Hardeveld, Henny Zoutewelle. Cees Heikamp, Jan Beukhof, Teun Schoeman, Hennie van Essen, Marinus Heikamp, Dick van Manen, Jan van Essen, Gerard van de Bovenkamp, Leen Hardeman, Geurt Leppers, Rens Schotvanger. Zittend v.l.n.r. Anton Diepeveen, Arris van de Haar, Jacob van de Pavert, Jan van de Bovenkamp, Elzo Scholts.

Anekdote

Zo is het nog eens voorgekomen dat toen een van de elftallen een uitwedstrijd speelde, bij de rust door omstandigheden de truien verwisseld moesten worden. Toen men daarmee bezig was kwam men een trui tekort. Bij nader onderzoek bleek dat er voor de rust met twaalf mensen gespeeld was in plaats van met elf.

Hoog bezoek

In 1958 ontving G.V.V.V. hoog bezoek uit Ede. De Burgemeester en de wethouder van die plaats (waarvan Gelders Veenendaal nog deel uitmaakte) kwamen zich er persoonlijk van overtuigen wat G.V.V.V. met de ontvangen subsidie gedaan had. Deze was ontvangen omdat het terrein aan de Buurtlaan in een nogal vervallen staat verkeerde en opgeknapt diende te worden. Tevens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om te vragen of de gemeentegrasmaaier gebruik mocht worden en dit werd toegestaan!

De reeds genoemde successerie werd in 1959 voortgezet met het kampioenschap van de 4e klasse KNVB.