Ondanks dat onze hoofdmacht morgen niet in actie hoeft te komen kunnen de supporters toch wel hun blauwe sympathie en aanmoedigingen tonen, bij de wedstrijd G.V.V.V. O23 versus DOVO O23. Ook wel bekend als de ‘jonge’ of zo u wilt ‘kleine’ Panhuis derby.
De volgers van onze website zijn er vast van op de hoogte dat ons talententeam in de najaarscompetitie van Divisie 2E maar liefst vier plaatselijke derby’s moeten uitvechten, want VRC O23 en onze rode buren met hun talententeam maken ook deel uit van die indeling.
De eerste op sportpark Spitsbergen ging met 1-0 verloren maar tegen DOVO werd dat op de rode zijde van het Panhuis ruimschoots goedgemaakt op 21 september. Want toen wonnen de jonge blauwen met 0-4.
Morgen staat op onze accommodatie de return te wachten van die burenruzie. De jongemannen van trainer Anass Lakhal en teammanager Misja van der Haar beginnen aan die derby als koploper van deze Divisie, DOVO O23 neemt de zesde plaats in.
Maar de stand op de ranglijst zegt in zo’n onderlinge blauw-rode confrontatie meestal helemaal niets, dit zijn wedstrijden op zich. En nu al helemaal niet omdat het verschil slechts drie punten is en eigenlijk alle acht deelnemers in theorie nog aanspraak mogen maken op najaarstitel, met nog vier ronden te gaan, zoals uit onderstaande ranglijst wel blijkt.
DOVO O23 zal uit zijn op sportieve revanche voor de nederlaag en is bovendien de ploeg in bonus want zij behaalden uit de laatste drie competitie duels zeven punten via winst tegen OJC en AWC en een gelijkspel tegen Blauw Geel ’38.
Onze jonge aanwas moet laten zien dat het haar mindere vorm – gelijk tegen OJC en AWC en verlies tegen Roda ’46 in de afgelopen drie wedstrijden – achter zich kan laten en door nieuwe winst op de buren de grootste kanshebber kan blijven voor de titel.
Kortom er staat op voorhand een reuze spannende derby te wachten met heel veel belang en daarom is alle steun van iedere blauwe meer dan welkom.
G.V.V.V. O23 – DOVO O23 begint morgen om 11.30 uur op het hoofdveld en zal onder leiding staan van Dhr. G.H. Meier.